Het Landhuis
In 1241 werd Sint-Niklaas de hoofdplaats van het Land van Waas. Er werd een hoofdcollege geïnstalleerd dat de hoogste instantie van de streek was. De notabele heren kwamen oorspronkelijk bijeen onder een lindeboom op de Grote Markt. Sinds 1518 vergaderden ze in een houten huis op de markt.
In 1551 kochten ze een ruimer pand aan waar nu het Landhuis staat. In 1610 werd de achtergevel ervan verbouwd, terwijl de opvallende rode voorgevel in 1637 tot stand kwam.
Tot aan de Franse Revolutie bleef het pand de administratieve zetel en het opperste gerechtshof van het hoofdcollege van het Waasland. Na de afschaffing van de Vierschaar in 1794, werd het pand in 1808 verkocht en ingericht tot herberg "In de tinnen pot". In 1875 kocht de letterkundige kring Societé Civile de Saint-Nicolas, voorheen gehuisvest in het stadhuis, het gebouw aan en liet het restaureren en aan de rechterzijde uitbreiden met een ingangstravee.
De voorgevel is in barokstijl en de toegevoegde rechter travee is in neobarokstijl. De voorgevel van het gebouw is sinds 1955 een beschermd monument.
Er zijn plannen om terug een lindeboom op een plek op de nieuwe Grote Markt te plaatsen.
Huis Myle
Het herenhuis aan de Grote Markt 6 werd gebouwd op het perceel van de voormalige hofstede de ‘Vier Heemers’, verwijzend naar de Vier Heemskinderen, verbasterd naar ‘De Vier Eemers’. De hofstede dateert van 1637.
In 1896 liet de toenmalige eigenares Blanche Verest, voormalig brouwster en op dat moment rentenierster, de hofstede verbouwen tot een herenhuis door architect August Waterschoot. Het herenhuis blijkt één van zijn eerste privéwoningen te zijn die hij als architect ontwierp. Samen met Blanche Verest werd er gekozen om een grote herenwoning in neo-Vlaamse renaissancestijl te ontwerpen. Op dat moment stond het in schril contrast met de naastliggende bepleisterde gebouwen op de Grote Markt.
Het herenhuis was functioneel opgebouwd als een typisch 19e-eeuwse woning met inwonend dienstpersoneel. Op de gelijkvloerse verdieping was langs de rechterkant een koetsdoorgang die toegang gaf tot de tuin. Die monumentale doorgang is er nog steeds.
Begin 20e eeuw woonde de industrieel Isidoor Vermeire er met zijn gezin. In 1928 werd de woning verkocht aan Edouardus Zaman. In 1959 werd het pand verkocht aan de neuroloog Gilbert Myle en in 1978 kwam het herenhuis in het bezit van Jacques Myle.
In 1996 werd het herenhuis beschermd vanwege zijn historische, artistieke en sociaal-culturele waarde. Het huis heeft ook een grote architecturale waarde.
OLV-kerk
Begin 19e eeuw wordt de Sint-Nicolaaskerk te klein om alle gelovigen op te vangen. Lodewijk Roelandt krijgt opdracht een kerk te ontwerpen voor 8000 gelovigen met zicht op uitbreiding in de toekomst. Het wordt een ontwerp met een voorgeveltoren in eclectische stijl: met zowel Byzantijnse, romaanse als gotische invloeden. Het ontwerp wordt afgerond op 2 september 1841, waarna men vrijwel direct start met de werken die onder toezicht staan van stadsarchitect Jan De Somme-Servais. Landbouwers en ijverige parochianen voeren de graafwerken kosteloos uit nog voor de officiële goedkeuring van de werken op 9 november 1841.
Het grootste deel van de financiering is afkomstig van de parochianen. Ze schenken geld of goederen, zorgen voor mankracht en het transport van goederen vanuit de haven of het station. Verdere financiering gebeurt met subsidies van het ministerie van Binnenlandse Zaken, provincie en stad en leningen door pastoor en kerkfabriek.
Op 25 november 1841 legt men de eerste steen boven de grond. Op 17 mei 1842 vat men het opgaand metselwerk aan. De uitvoering wordt gerealiseerd door Sint-Niklazenaren. In november 1844 is de kerk tot hoogte van het dak afgewerkt en wordt ze ingewijd. Het interieur van de kerk bevat op dat moment niet meer dan het hoogstnoodzakelijke.
De toren in het oorspronkelijke ontwerp is eenvoudig en sober, de vierkante romp wordt bovenaan afgewerkt met een stompe spits. De welgestelde klasse, die in de herenhuizen rondom de nieuwe kerk is gehuisvest, vindt dit niet voldoende monumentaal. Er wordt een nieuw, meer gedecoreerd torenontwerp gevraagd. De toren zal vervolgens gefaseerd worden uitgevoerd tussen 1849 en 1896. In 1872 plaatst men het torenuurwerk.
Pastoor De Meerleer komt na een reis naar Marseille in 1891 thuis met het idee om de toren te bekronen met een Mariabeeld. Hij geeft opdracht aan Jules Goethals om iets dergelijks te ontwerpen. Zijn ontwerp met Mariabeeld op de koepel, omringd door de vier evangelisten, wordt goedgekeurd op 8 februari 1892. Omdat het goedkoper en lichter moet zijn (met het oog op de funderingen), worden de evangelisten uit het ontwerp weggelaten. Beeldhouwer Frans Van Avermaet maakt het ontwerp van het Mariabeeld en koperslager Lambert Van Rijswijck uit Antwerpen voert het beeld in verguld koper uit. Op 25 mei 1896 wordt het op de toren geplaatst en gewijd. De stelling en het hijsblok waarmee dit immense beeld werd opgetild waren een waar huzarenstuk voor die tijd.
VTS-site
De geschiedenis van de huidige VTS-site gaat terug tot de 1691. In dat jaar worden er 2 ruime woningen aan het OLV-plein gebouwd, vlak na de grote brand van 1690 die 565 houten huizen verwoestte. De twee woningen waren in de 17de en 18de eeuw in het bezit van vooraanstaande adellijke families.
In het begin van de 19de eeuw verwierf de befaamde textielfamilie Janssens - de Belie, later Janssens - De Decker, de samengevoegde woningen en achterliggende gronden. Op de binnenkoer richtten ze het textielbedrijf Janssens - De Decker op, waarvan de bedrijfsvleugel uit begin 19de-eeuwse nu nog rest. Het familiebedrijf groeide in de 19de eeuw uit tot één van de grootste textielfirma's te Sint-Niklaas.
In 1907 verkocht de familie Janssens het herenhuis en de katoenfabriek aan Mgr. Antonius Stillemans, bisschop van Gent. In 1908 richtte de van Sint-Niklaas afkomstige Mgr. Stillemans de "Vak- en Ambachtschool Sint-Antonius" op. Hij stimuleerde de uitbouw van vak- en ambachtsscholen voor jongeren uit de armere klasse.
Al in 1910 bekostigde Mgr. Stillemans een nieuwe schoolvleugel. In 1915 werd ter hoogte van de Collegestraat een fraai neogotisch poortje opgericht.
Een belangrijke fase van het schoolcomplex was de oprichting van het Technisch Instituut voor de Breikunde in 1928. Het zou tot 1958 duren vooraleer de Vak- en Beroepsschool Sint-Antonius, het Technisch Instituut voor Breikunde en de afdeling Mechanica onder één noemer werden gebracht: de “Vrije Technische Scholen van Sint-Niklaas” werd opgericht. Het herenhuis bleef fungeren als woonhuis voor het gezin en het huispersoneel.
In 2008 verlieten de laatste leerlingen van de Vrije Technische Scholen de site aan het Onze-Lieve-Vrouwplein.
Delen van de site zijn beschermd als monument: een gedeelte van de voormalige VTS-site (het herenhuis Janssens met poortdoorrit, de L-vormige voormalige bedrijfs- en schoolvleugel) en de neogotische poort naar de doorgang tot de Collegestraat.
Huis Janssens
Wanneer Alfons Janssens in 1876 een stuk grond koopt van de heer Cardo, is de Zamanstraat nog maar kort daarvoor aangelegd als verbinding tussen de Regentiestraat en de Ankerstraat. Janssens koopt er de grootste partij grond, gelegen in de as van de Dr. Verdurmenstraat, de verbinding met de prestigieuze Stationsstraat. Het is ongetwijfeld geen toeval dat de katholieke en Vlaamsgezinde Alfons Janssens Pieter Van Kerkhove aanstelt als architect voor de bouw van zijn eigen woonhuis.
Pieter Van Kerkhove ontwerpt voor Alfons Janssens een ruime herenwoning. Hij opteert daarbij, enigszins merkwaardig, niet voor de christelijke stijl bij uitstek, de neogotiek, maar wel voor de meer burgerlijke neorenaissance. Op de eerste verdieping realiseert hij een huiskapel die wel een neogotische vormgeving kreeg.
In vergelijking met de woning van zijn broer Theodoor in de R. Van Britsomstraat kunnen we zeggen dat Alfons een vrij bescheiden en meer huiselijke woning bouwde. De woning van Theodoor, de grote baas van het bedrijf, had ongetwijfeld ook een zakelijke functie en was, onder meer door de indrukwekkende centrale hal, uitermate geschikt voor recepties en ontvangsten. Alfons had hier schijnbaar minder nood aan, hoewel ook de centrale traphal van Huis Janssens meer dan indrukwekkend oogt. Hij ontving zijn gasten in de ‘Vlaamse kamer’ op de gelijkvloerse verdieping, een warme kamer in neo-Vlaamse renaissancestijl met open haard, eikenhouten plafond met kinder- en moerbalken, houten lambriseringen en stoffen muurbekleding met gouden motieven. De erker werd getooid met Vlaamse spreuken en bijbehorende afbeeldingen in gebrandschilderd glas.
De woning wordt in 1907, enkele jaren na de dood van Alfons Janssens, verkocht aan de stad, met de uitdrukkelijke voorwaarde om het gebouw in te zetten voor kunst en wetenschap. Het gebouw krijgt al snel een bestemming als museum en herbergt thans de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas. De oorspronkelijke indeling en een groot deel van de vaste interieuraankleding werd vrij intact bewaard waardoor het nog steeds de sfeer van weleer uitademt. Van de oorspronkelijke dienstvertrekken, vermoedelijk links van de grote gang, is echter niets meer terug te vinden.